Een zweefvliegtuig.
  • zweef·vlieg·tuig
enkelvoud meervoud
naamwoord zweefvliegtuig zweefvliegtuigen
verkleinwoord zweefvliegtuigje zweefvliegtuigjes

het zweefvliegtuigo

  1. (luchtvaart) toestel met vleugels dat zich ongemotoriseerd door de lucht verplaatst door gebruik te maken van opstijgende luchtstromingen
     Zweefvliegtuigen, die het summum zijn van minimale luchtweerstand, worden daarom voor de start gepoetst tot ze glimmen.[2]
     Aan het zwerk zeilen spierwitte stapelwolken voorbij. Cumulus, denk ik. Thermiek, zweefvliegen. Onder een wolkenpluk zie ik zowaar een zweefvliegtuig cirkelen.[3]
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Dorine Schenk
    “Heeft een auto met matte lak meer of minder luchtweerstand?” (13 december 2019) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Kees Momma
    “Het beste van Kees. Vervlogen tijden” (26 augustus 2014) op nrc.nl  
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be