Een glijvliegtuig.
  • glij·vlieg·tuig
enkelvoud meervoud
naamwoord glijvliegtuig glijvliegtuigen
verkleinwoord - -

het glijvliegtuigo

  1. (luchtvaart) toestel met vleugels, maar zonder motor dat vanaf een hoogte langzaam daalt onder een vlakke hoek
    Dit soort vliegtuigen werd in de beginjaren van de luchtvaart gebruikt om te experimenteren en bleef later in gebruikt voor mensen die leren (zweef-)vliegen. Een echt zweefvliegtuig is geschikt om opstijgende lucht te gebruiken om weer hoogte te winnen.
     Maar genoeg van deze narigheid. Mijn lezer zou bang worden in een glijvliegtuig te stappen, en het is zeker niet mijn bedoeling hem van deze sportiefste aller sporten terug te houden.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Hoogterp, S.S. (ed.)
    “Wonderen van natuur en techniek : een keur van artikelen uit "Natuur en Techniek"” (1935), Elsevier, Amsterdam, p. 175 kol. 1