glider
Engels
Uitspraak
- IPA: /ˈɡlaɪdə(r)/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
glider | gliders |
Zelfstandig naamwoord
glider
Noors
Woordafbreking
- gli·der
Werkwoord
glider
- tegenwoordige tijd van glide
Zelfstandig naamwoord
glider m
- een machineonderdeel, dat glidende bewegingen maakt en als regelaar fungeert
- delta
- glijmiddel voor ski's
Verbuiging
m | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | glider | glideren | glidere | gliderne |
genitief | gliders | gliderens | glideres | glidernes |
Synoniemen
- [2]: hengefly, hengeglider, hengfly
- [3]: skismøring
Hyperoniemen
- [3]: glidsmøring
Verwante begrippen
- [2]: seilfly
Nynorsk
Woordafbreking
- gli·der
Werkwoord
glider
- (bijvorm) tegenwoordige tijd van glida
Schrijfwijzen
Werkwoord
glider
- (bijvorm) tegenwoordige tijd van glide