vervoeging
onbepaalde wijs to  glide 
he/she/it  glides 
verleden tijd  [[glid (VS)
glided (VK)
glode (VK, archaïsch)#Engels|glid (VS)
glided (VK)
glode (VK, archaïsch)]] 
voltooid
deelwoord
 [[glid (VS)
glidden (VS)
glided (VK)
glode (VK, archaïsch)#Engels|glid (VS)
glidden (VS)
glided (VK)
glode (VK, archaïsch)]] 
onvoltooid
deelwoord
 gliding 
gebiedende wijs  glide 

glide

  1. zweven



  • gli·de
  • Afkomstig uit het Nederduits.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
glide
glider
glidet
glida
glidet
glida
Klasse 1 zwak

glide

  1. (om een ski) in de was zetten


  • gli·de
  • Afkomstig uit het Nederduits.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
glide
glid
(bijvorm) glider
gleid
glide
glidi
Klasse 1 sterk

glide

  1. glijden
  2. zweven
  3. gesmeerd lopen