gli mmv

  1. (de meervoudsvorm van il die wordt gebruikt vóór een klinker, s impura (oftewel s+consonant), gn, pn, ps, x en z) de
    «gli alberi»
    de bomen
    «gli stadi»
    de stadions
    «gli gnocchi»
    de gnocchi
    «gli psicopatici»
    de psychopaten
    «gli zii»
    de ooms

gli

  1. (aan) hem
  2. (aan) haar
  3. (aan) hen


  • gli
  • Afkomstig uit het Nederduits.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
gli
glir
glei
glidd
glidt
onregelmatig

gli

  1. glijden
  2. zweven
  3. gesmeerd lopen