Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zweef
enkelvoud meervoud
naamwoord zweef zweven
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de zweefm

  1. zweefmolen

Werkwoord

vervoeging van
zweven

zweef

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zweven
    • Ik zweef. 
  2. gebiedende wijs van zweven
    • Zweef! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zweven
    • Zweef je? 

Gangbaarheid

Verwijzingen