• zwe·ve·rig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zweverig zweveriger zweverigst
verbogen zweverige zweverigere zweverigste
partitief zweverigs zweverigers -

zweverig

  1. onduidelijk, vaag
    • zweverige theorieën. 
     Het idee van schoonheid was in één klap ouderwets geworden en werd nu beschouwd als elitair en zweverig.[1]
  1. duizelig
    • Ik voel me wat zweverig. 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]
  1. “Hoe overleef ik de moderne wereld” (2022), Atlas Contact  , ISBN 9789045045979
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be