zweverig
- zwe·ve·rig
- Naamwoord van handeling van zweven met het achtervoegsel -erig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zweverig | zweveriger | zweverigst |
verbogen | zweverige | zweverigere | zweverigste |
partitief | zweverigs | zweverigers | - |
zweverig
- onduidelijk, vaag
- zweverige theorieën.
- ▸ Het idee van schoonheid was in één klap ouderwets geworden en werd nu beschouwd als elitair en zweverig.[1]
- duizelig
- Ik voel me wat zweverig.
- Het woord zweverig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zweverig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ “Hoe overleef ik de moderne wereld” (2022), Atlas Contact , ISBN 9789045045979
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be