zijlijn
- zij·lijn
- samenstelling van zij en lijn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zijlijn | zijlijnen |
verkleinwoord | zijlijntje | zijlijntjes |
- (zoötomie) een orgaan op de zijde van een groot aantal vissen dat verandering in waterdruk waarneemt
- (sport) de lijn die de zijdelingse begrenzing van het speelveld vormt
- De bal ging over de zijlijn en er volgde in ingooi.
- een minder belangrijke of zichtbare functie of plaats
- ▸ Na jaren aan de zijlijn keert Barack Obama zich alsnog tegen zijn opvolger Donald Trump. De coronacrisis, protesten tegen racisme en mogelijk ook de komende verkiezingen zetten de oud-president aan tot zijn ‘hoogst ongebruikelijke’ kritiek.[1]
1. een orgaan op de zijde van een groot aantal vissen dat verandering in waterdruk waarneemt
- Het woord zijlijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zijlijn" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Theo Koelé“De maat is vol, Obama keert zich tegen zijn opvolger Trump” (4 juni 2020), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be