vissenkop
Nederlands
1. vissenkop, 2. baarddraad, 3. neus, 4. kieuwen met kieuwspleet, 5. borstvin, 6. rugvin/vetvin, 7. staartvin, 8. zijlijn, 9. anaalvin, 10. ?, 11. buikvin/zijvin, 12. staartwortel.
Bek: bovenstandig, eindstandig, onderstandig.
Bek: bovenstandig, eindstandig, onderstandig.
Uitspraak
Woordafbreking
- vis·sen·kop
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vis en kop met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vissenkop | vissenkoppen |
verkleinwoord | vissenkopje | vissenkopjes |
Zelfstandig naamwoord
vissenkop m
Gangbaarheid
- Het woord vissenkop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "vissenkop" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be