zakken
- zak·ken
- In de betekenis van ‘niet slagen voor een examen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1897 [1]
- In de betekenis van ‘dalen, zinken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1611 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zakken |
zakte |
gezakt |
zwak -t | volledig |
zakken
- ergatief naar beneden gaan
- Gelukkig zakte het waterpeil voor de dijk door kon breken.
- ergatief niet slagen voor een examen
- Ik ben weer gezakt voor mijn rijexamen.
- in elkaar zakken: dood, zwaargewond of door een flauwte op de grond vallen
- Te meer daar Péricourt, die vlak vóór hem rende, door een kogel werd neergemaaid en min of meer rechtstandig in elkaar zakte, zodat Albert alleen maar over hem heen kon springen. [2]
1. naar beneden gaan
2. niet slagen voor een examen
de zakken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord zak
- ▸ Ik kocht twee zakken chips, een sixpack bier en een bear canister die verplicht was in het gebied waar ik de komende vier weken doorheen zou lopen.[3]
- Het woord zakken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zakken" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ 1,0 1,1 "zakken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Lemaitre, Pierre"Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 19
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be