inzakken
- in·zak·ken
- samenstelling van in en zakken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inzakken |
zakte in |
ingezakt |
zwak -t | volledig |
- onovergankelijk door eigen gewicht indringen
- onovergankelijk in elkaar storten
- (handel) (van koersen, prijzen, de markt) snel omlaag gaan
- (medisch) hard achteruitgaan qua gezondheid
3-4
- Het woord inzakken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inzakken" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be