Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·zak·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

doorzakken

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorzakken
zakte door
doorgezakt
zwak -t volledig
  1. met anderen tot laat veel (alcohol) drinken
    • Na het examen zijn de leerlingen tot de vroege ochtend doorgezakt. 
  2. onder een groot gewicht bezwijken
    • De oude bank is doorgezakt nadat de dikke man erop ging zitten. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be