versinken
- ver·sin·ken
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
versinken |
versank |
versunken |
Klasse 3 sterk | volledig |
versinken
- overgankelijk verzinken
- «Der Kreuzer lief auf eine Mine und versank binnen 15 Minuten.»
- De kruiser raakte een mijn en zonk binnen 15 minuten.
- «Der Kreuzer lief auf eine Mine und versank binnen 15 Minuten.»