zakken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van zakken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | zakken | te zakken | ||||||||
toekomend | zullen zakken | te zullen zakken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn gezakt | te zijn gezakt | ||||||||
toekomend | gezakt zullen zijn | gezakt te zullen zijn | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
zakkend | gezakt | ev. zak |
mv. verouderd zakt |
zakke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | zak | zakt | zakt | zakt | zakt | zakken | zakken | zakken | |||
verleden (o.v.t.) | zakte | zakte | zakte | zakte | zakte | zakten | zakten | zakten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal zakken | zult/zal zakken | zult/zal zakken | zult zakken | zal zakken | zullen zakken | zullen zakken | zullen zakken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou zakken | zou zakken | zou(dt) zakken | zoudt zakken | zou zakken | zouden zakken | zouden zakken | zouden zakken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gezakt | bent gezakt | bent/is gezakt | zijt gezakt | is gezakt | zijn gezakt | zijn gezakt | zijn gezakt | |||
verleden (v.v.t.) | was gezakt | was gezakt | was gezakt | waart gezakt | was gezakt | waren gezakt | waren gezakt | waren gezakt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gezakt zijn | zal/zult gezakt zijn | zult/zal gezakt zijn | zult gezakt zijn | zal gezakt zijn | zullen gezakt zijn | zullen gezakt zijn | zullen gezakt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gezakt zijn | zou gezakt zijn | zou/zoudt gezakt zijn | zoudt gezakt zijn | zou gezakt zijn | zouden gezakt zijn | zouden gezakt zijn | zouden gezakt zijn | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gezakt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gezakt | er is gezakt | |||||||||
verleden | er werd gezakt | er was gezakt | |||||||||
toekomend | er zal gezakt worden | er zal gezakt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gezakt worden | er zou gezakt zijn | |||||||||
lijdende vorm gezakt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gezakt worden | gezakt te worden | ||||||||
toekomend | gezakt zullen worden | gezakt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gezakt zijn | gezakt te zijn | ||||||||
toekomend | gezakt zullen zijn | gezakt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gezakt | wordt gezakt | wordt gezakt | wordt gezakt | wordt gezakt | worden gezakt | worden gezakt | worden gezakt | |||
verleden (o.v.t.) | werd gezakt | werd gezakt | werd gezakt | werdt gezakt | werd gezakt | werden gezakt | werden gezakt | werden gezakt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gezakt worden | zult gezakt worden | zult gezakt worden | zult gezakt worden | zal gezakt worden | zullen gezakt worden | zullen gezakt worden | zullen gezakt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gezakt worden | zou gezakt worden | zou/zoudt gezakt worden | zoudt gezakt worden | zou gezakt worden | zouden gezakt worden | zouden gezakt worden | zouden gezakt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gezakt | bent gezakt | bent/is gezakt | zijt gezakt | is gezakt | zijn gezakt | zijn gezakt | zijn gezakt | |||
verleden (v.v.t.) | was gezakt | was gezakt | was gezakt | waart gezakt | was gezakt | waren gezakt | waren gezakt | waren gezakt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gezakt zijn | zult gezakt zijn | zult gezakt zijn | zult gezakt zijn | zal gezakt zijn | zullen gezakt zijn | zullen gezakt zijn | zullen gezakt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gezakt zijn | zou gezakt zijn | zou/zoudt gezakt zijn | zoudt gezakt zijn | zou gezakt zijn | zouden gezakt zijn | zouden gezakt zijn | zouden gezakt zijn |