zákon m

  1. (juridisch) wet; een door de overheid opgestelde regel
  2. (wetenschap) wet; vaste, op waarneming gegronde regel, waarmee een verschijnsel wordt verklaard
  3. (religie) wet; religieuze levensregels en voorschriften


  • zá·kon

zákon monbezield

  1. (juridisch) wet; een door de overheid opgestelde regel
    «Zákon nabývá účinnosti dnem vyhlášení.»
    De wet treedt in werking op de dag van de bekendmaking.
  2. (wetenschap) wet; vaste, op waarneming gegronde regel, waarmee een verschijnsel wordt verklaard
    «Ceny se řídí zákonem nabídky a poptávky.»
    Prijzen volgen de wet van vraag en aanbod.
  3. (religie) wet; religieuze levensregels en voorschriften
    «Vyzná se v zákonech džungle.»
    Hij begrijpt de 'wetten van de jungle.
  1. ustanovení o, předpis monbezield
  2. princip monbezield
  3. norma v, zvyklost v, pravidlo o, princip monbezield, řád monbezield