wreken
- wre·ken
- In de betekenis van ‘vergelden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1236, hoewel al in een iets oudere tekst de afleiding giwrekan is aangetroffen. Zie ook wraken ww . Sommige etymologen stellen dat werpen ww dezelfde wortel in het PIE heeft. [1][2]
|
|
|
|
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
wreken |
wreekte (wrook of wrak) |
gewroken |
klasse 4
zwak -t
|
volledig |
wreken
- overgankelijk een bepaald soort onrecht vergelden door zelf iets vergelijkbaars te doen
- Hij wil de moord op zijn zoon wreken.
- wederkerend zich ~ persoonlijk ongedaan onrecht vergelden
- Wacht maar, ik zal me wreken!
- Tot in de 17e eeuw was het een klasse 4 werkwoord met verleden tijd wrak- wraken (ook gespeld als wrac). In de 18e eeuw werd een klasse 2 verleden tijd wrook gebruikt die (archaïserend) door Bilderdijk nog gebruikt werd.[3]
1.
- Het woord wreken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wreken" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "wreken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ wreken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ M.C. van den Toorn, W. Pijnenburg, J.A. van Leuvensteijn en J.M. van der Horst, Geschiedenis van de Nederlandse taal, 1997
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be