• wrook
  • de stam wreek met een klinkerwisseling ee - oo (IPA: /e/ - /o/); deze sterke vervoeging was algemeen gangbaar tot het begin van de 19e eeuw, en wordt daarna alleen nog sporadisch aangetroffen.[1]

(verouderd)

vervoeging van
wreken

wrook

  1. enkelvoud verleden tijd van wreken
    • Ik wrook. 
    • Jij wrook. 
    • Hij, zij, het wrook. 
    • Al vóór de eerste uitzending wrook zich hun gebrek aan technische vaardigheid.[2] 
  • wreekte (sinds 19e eeuw gangbare vorm)