Watergang van een drijvend droogdok

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·ter·gang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord watergang watergangen
verkleinwoord watergangetje watergangetjes

Zelfstandig naamwoord

de watergangm

  1. (waterbeheer) natuurlijk of kunstmatig kanaal waarlangs water vervoerd kan worden
  2. (scheepvaart) één van de twee holle zijwanden van een drijvend droogdok waarin water kan worden in- of uitgepompt
    • Met de hefkraan op de watergang liet men de nieuwe motor in het scheepje zakken. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be