voorspannen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van voorspannen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | voorspannen | voor te spannen | ||||||||
toekomend | zullen voorspannen voor zullen spannen |
te zullen voorspannen voor te zullen spannen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben voorgespannen | te hebben voorgespannen | ||||||||
toekomend | voorgespannen zullen hebben | voorgespannen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
voorspannend | voorgespannen | ev. span voor |
mv. verouderd spant voor |
spanne voor (bijzin) voorspanne | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | span voor | spant voor | spant voor | spant voor | spant voor | spannen voor | spannen voor | spannen voor | |||
verleden (o.v.t.) | spande voor | spande voor | spande voor | spande voor | spande voor | spanden voor | spanden voor | spanden voor | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal voorspannen | zult/zal voorspannen | zult/zal voorspannen | zult voorspannen | zal voorspannen | zullen voorspannen | zullen voorspannen | zullen voorspannen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou voorspannen | zou voorspannen | zou(dt) voorspannen | zoudt voorspannen | zou voorspannen | zouden voorspannen | zouden voorspannen | zouden voorspannen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | voorspan | voorspant | voorspant | voorspant | voorspant | voorspannen | voorspannen | voorspannen | |||
verleden (o.v.t.) | voorspande | voorspande | voorspande | voorspande | voorspande | voorspanden | voorspanden | voorspanden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal voorspannen voor zal spannen |
zult/zal voorspannen voor zult/zal spannen |
zult/zal voorspannen voor zult/zal spannen |
zult voorspannen voor zult spannen |
zal voorspannen voor zal spannen |
zullen voorspannen voor zullen spannen |
zullen voorspannen voor zullen spannen |
zullen voorspannen voor zullen spannen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou voorspannen voor zou spannen |
zou voorspannen voor zou spannen |
zou(dt) voorspannen voor zou(dt) spannen |
zoudt voorspannen voor zoudt spannen |
zou voorspannen voor zou spannen |
zouden voorspannen voor zouden spannen |
zouden voorspannen voor zouden spannen |
zouden voorspannen voor zouden spannen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb voorgespannen | hebt voorgespannen | hebt/heeft voorgespannen | hebt voorgespannen | heeft voorgespannen | hebben voorgespannen | hebben voorgespannen | hebben voorgespannen | |||
verleden (v.v.t.) | had voorgespannen | had voorgespannen | had voorgespannen | hadt voorgespannen | had voorgespannen | hadden voorgespannen | hadden voorgespannen | hadden voorgespannen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal voorgespannen hebben | zal/zult voorgespannen hebben | zult/zal voorgespannen hebben | zult voorgespannen hebben | zal voorgespannen hebben | zullen voorgespannen hebben | zullen voorgespannen hebben | zullen voorgespannen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou voorgespannen hebben | zou voorgespannen hebben | zou/zoudt voorgespannen hebben | zoudt voorgespannen hebben | zou voorgespannen hebben | zouden voorgespannen hebben | zouden voorgespannen hebben | zouden voorgespannen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm voorgespannen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt voorgespannen | er is voorgespannen | |||||||||
verleden | er werd voorgespannen | er was voorgespannen | |||||||||
toekomend | er zal voorgespannen worden | er zal voorgespannen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou voorgespannen worden | er zou voorgespannen zijn | |||||||||
lijdende vorm voorgespannen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | voorgespannen worden | voorgespannen te worden | ||||||||
toekomend | voorgespannen zullen worden | voorgespannen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | voorgespannen zijn | voorgespannen te zijn | ||||||||
toekomend | voorgespannen zullen zijn | voorgespannen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word voorgespannen | wordt voorgespannen | wordt voorgespannen | wordt voorgespannen | wordt voorgespannen | worden voorgespannen | worden voorgespannen | worden voorgespannen | |||
verleden (o.v.t.) | werd voorgespannen | werd voorgespannen | werd voorgespannen | werdt voorgespannen | werd voorgespannen | werden voorgespannen | werden voorgespannen | werden voorgespannen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal voorgespannen worden | zult voorgespannen worden | zult voorgespannen worden | zult voorgespannen worden | zal voorgespannen worden | zullen voorgespannen worden | zullen voorgespannen worden | zullen voorgespannen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou voorgespannen worden | zou voorgespannen worden | zou/zoudt voorgespannen worden | zoudt voorgespannen worden | zou voorgespannen worden | zouden voorgespannen worden | zouden voorgespannen worden | zouden voorgespannen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben voorgespannen | bent voorgespannen | bent/is voorgespannen | zijt voorgespannen | is voorgespannen | zijn voorgespannen | zijn voorgespannen | zijn voorgespannen | |||
verleden (v.v.t.) | was voorgespannen | was voorgespannen | was voorgespannen | waart voorgespannen | was voorgespannen | waren voorgespannen | waren voorgespannen | waren voorgespannen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal voorgespannen zijn | zult voorgespannen zijn | zult voorgespannen zijn | zult voorgespannen zijn | zal voorgespannen zijn | zullen voorgespannen zijn | zullen voorgespannen zijn | zullen voorgespannen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou voorgespannen zijn | zou voorgespannen zijn | zou/zoudt voorgespannen zijn | zoudt voorgespannen zijn | zou voorgespannen zijn | zouden voorgespannen zijn | zouden voorgespannen zijn | zouden voorgespannen zijn |