• voor·span
enkelvoud meervoud
naamwoord voorspan voorspannen
verkleinwoord voorspannetje voorspannetjes

het voorspano

  1. wat geheel vooraan voor een wagen gespannen is, meestal de twee voorste paarden van een vierspan
    • Het voorspan werd gewisseld. 
vervoeging van
voorspannen

voorspan

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspannen
    • ... dat ik voorspan.