voorspan
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- voor·span
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorspan | voorspannen |
verkleinwoord | voorspannetje | voorspannetjes |
Zelfstandig naamwoord
het voorspan o
- wat geheel vooraan voor een wagen gespannen is, meestal de twee voorste paarden van een vierspan
- Het voorspan werd gewisseld.
Antoniemen
Vertalingen
1. wat geheel vooraan voor een wagen gespannen is, meestal de twee voorste paarden van een vierspan
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
voorspannen |
voorspan
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspannen
- ... dat ik voorspan.
Gangbaarheid
- Het woord voorspan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.