• voor·spant

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
naamwoord voorspant voorspanten
verkleinwoord - -

het voorspanto

  1. (scheepvaart) spant van het voorschip
vervoeging van
voorspannen

voorspant

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspannen
    • ... dat jij voorspant. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspannen
    • ... dat hij voorspant.