voorkant
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- voor·kant
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van voor en kant
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorkant | voorkanten |
verkleinwoord | voorkantje | voorkantjes |
Zelfstandig naamwoord
voorkant m
- één van de zijden van een voorwerp, namelijk dewelke naar voren gericht is.
- De voorkant van een huis is gewoonlijk naar de straat gericht waaraan het ligt.
Synoniemen
Antoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. één van de zijden van een voorwerp, namelijk dewelke naar voren gericht is
Gangbaarheid
- Het woord voorkant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "voorkant" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be