Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rech·ter·kant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rechterkant rechterkanten
verkleinwoord rechterkantje rechterkantjes

Zelfstandig naamwoord

de rechterkantm

  1. de overzijde van waar gewoonlijk het hart zit
    • Aan de rechterkant van de straat mag hier niet geparkeerd worden. 
Antoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be