Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·hoofds·been
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voorhoofdsbeen voorhoofdsbeenderen
verkleinwoord voorhoofdsbeentje voorhoofdsbeentjes

Zelfstandig naamwoord

het voorhoofdsbeeno

  1. (anatomie) één van de beenderen van de schedel
    • Het bleek dat het voorhoofdsbeen door de kogel geraakt was. 
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie