Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wig·gen·been
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wiggenbeen wiggenbeenderen
wiggenbenen
verkleinwoord wiggenbeentje wiggenbeentjes

Zelfstandig naamwoord

het wiggenbeeno

  1. (anatomie) één van de beenderen van de schedel dat als een wig tussen de schedelbeenderen geplaatst is
    • Waar bevindt het wiggenbeen zich, mevrouw? 
Schrijfwijzen
Vertalingen

Gangbaarheid

41 % van de Nederlanders;
29 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be