• vi·riel
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘mannelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1555 [1]
  • uit Frans
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen viriel virieler virielst
verbogen viriele virielere virielste
partitief viriels virielers -

viriel [2]

  1. heel veel kenmerken hebben die typisch zouden zijn voor een man
    • Verleidingen door andere vrouwen ligt op de loer in zijn positie, erkent hij. ,,Dat je gaat denken: ik ben ook nog eens een seksueel viriele man die er tegenaan gaat’. In mijn studententijd heb ik behoorlijk uitgehaald. Toen ik met Selly ging, bedacht ik dat het voor een type als ik, met al mijn mankementen, geen goed idee is om van links naar rechts uit de broek te gaan.[3] 
    • Daarom vallen wij vrouwen op mannen die net iets langer, breder en behaarder zijn dan wij, met een stevige kaaklijn. Want dat zijn viriele types die ons kunnen bezwangeren.[4] 
75 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[5]