vijfhonderdvierendertig

       
0 5 3 4
vijfhonderdvierendertig,
op een abacus
  • vijf·hon·derd·vier·en·der·tig

vijfhonderdvierendertig

  1. "534", het getal tussen vijfhonderddrieëndertig en vijfhonderdvijfendertig, vijfhonderd plus vierendertig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen vijfhonderdvierendertig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer vijfhonderdvierendertig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "vijfhonderdvierendertig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord vijfhonderdvierendertig vijfhonderdvierendertigs
verkleinwoord vijfhonderdvierendertigje vijfhonderdvierendertigjes

de vijfhonderdvierendertigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 534 is aangeduid
    • Als jij vijfhonderdvierendertig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de vijfhonderdvierendertigmv

  1. groep van 534 eenheden
    • Die vijfhonderdvierendertig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.