verpauperen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van verpauperen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		verpauperen			te verpauperen
	toekomend		zullen verpauperen			te zullen verpauperen
voltooid	tegenwoordig		zijn verpauperd			te zijn verpauperd
	toekomend		verpauperd zullen zijn			verpauperd te zullen zijn
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	verpauperend		verpauperd			ev. verpauper	mv. verouderd verpaupert	verpaupere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	verpauper	verpaupert	verpaupert	verpaupert	verpaupert	verpauperen	verpauperen	verpauperen
verleden (o.v.t.)	verpauperde	verpauperde	verpauperde	verpauperde	verpauperde	verpauperden	verpauperden	verpauperden
toekomend (o.t.t.t.)	zal verpauperen	zult/zal verpauperen	zult/zal verpauperen	zult verpauperen	zal verpauperen	zullen verpauperen	zullen verpauperen	zullen verpauperen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou verpauperen	zou verpauperen	zou(dt) verpauperen	zoudt verpauperen	zou verpauperen	zouden verpauperen	zouden verpauperen	zouden verpauperen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben verpauperd	bent verpauperd	bent/is verpauperd	zijt verpauperd	is verpauperd	zijn verpauperd	zijn verpauperd	zijn verpauperd
verleden (v.v.t.)	was verpauperd	was verpauperd	was verpauperd	waart verpauperd	was verpauperd	waren verpauperd	waren verpauperd	waren verpauperd
toekomend (v.t.t.t.)	zal verpauperd zijn	zal/zult verpauperd zijn	zult/zal verpauperd zijn	zult verpauperd zijn	zal verpauperd zijn	zullen verpauperd zijn	zullen verpauperd zijn	zullen verpauperd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou verpauperd zijn	zou verpauperd zijn	zou/zoudt verpauperd zijn	zoudt verpauperd zijn	zou verpauperd zijn	zouden verpauperd zijn	zouden verpauperd zijn	zouden verpauperd zijn