• ver·pau·pert
vervoeging van
verpauperen

verpaupert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verpauperen
    • Jij verpaupert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verpauperen
    • Hij verpaupert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verpauperen
    • Verpaupert!