• Startpagina
  • Willekeurig
  • Aanmelden
  • Instellingen
Doneer nu Als deze site nuttig voor u is, doneer dan vandaag nog.
  • Over WikiWoordenboek
  • Voorbehoud
WikiWoordenboek

uiten/vervoeging

  • Taal
  • Volgen
  • Bewerken
vervoeging van de bedrijvende vorm van uiten
onbepaalde wijs kort lang
onvoltooid tegenwoordig uiten te uiten
toekomend zullen uiten te zullen uiten
voltooid tegenwoordig hebben geuit te hebben geuit
toekomend geuit zullen hebben geuit te zullen hebben
onvoltooid deelwoordvoltooid deelwoordgebiedende wijsaanvoegende wijs
uitendgeuitev.
uit
mv. verouderd
uit
uite
aantonende wijsenkelvoudmeervoud
onvoltooideerstetweedederdeeerstetweedederde
ikjij, jeugij, gehij, zij, hetwij, wejulliezij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)uituituituituituitenuitenuiten
verleden (o.v.t.)uitteuitteuitteuitteuitteuittenuittenuitten
toekomend (o.t.t.t.)zal uitenzult/zal uitenzult/zal uitenzult uitenzal uitenzullen uitenzullen uitenzullen uiten
voorwaardelijk (o.v.t.t.)zou uitenzou uitenzou(dt) uitenzoudt uitenzou uitenzouden uitenzouden uitenzouden uiten
voltooideerstetweedederdeeerstetweedederde
ikjij, jeugijhij, zij, hetwijjulliezij
tegenwoordig (v.t.t.)heb geuithebt geuithebt/heeft geuithebt geuitheeft geuithebben geuithebben geuithebben geuit
verleden (v.v.t.)had geuithad geuithad geuithadt geuithad geuithadden geuithadden geuithadden geuit
toekomend (v.t.t.t.)zal geuit hebbenzal/zult geuit hebbenzult/zal geuit hebbenzult geuit hebbenzal geuit hebbenzullen geuit hebbenzullen geuit hebbenzullen geuit hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)zou geuit hebbenzou geuit hebbenzou/zoudt geuit hebbenzoudt geuit hebbenzou geuit hebbenzouden geuit hebbenzouden geuit hebbenzouden geuit hebben
onpersoonlijke lijdende vorm geuit worden
onvoltooidvoltooid
tegenwoordiger wordt geuiter is geuit
verledener werd geuiter was geuit
toekomender zal geuit wordener zal geuit zijn
voorwaardelijker zou geuit wordener zou geuit zijn
lijdende vorm geuit worden
onbepaalde wijs kort lang
onvoltooid tegenwoordig geuit worden geuit te worden
toekomend geuit zullen worden geuit te zullen worden
voltooid tegenwoordig geuit zijn geuit te zijn
toekomend geuit zullen zijn geuit te zullen zijn
enkelvoudmeervoud
onvoltooideerstetweedederdeeerstetweedederde
ikjij, jeugijhij, zij, hetwijjulliezij
tegenwoordig (o.t.t.)word geuitwordt geuitwordt geuitwordt geuitwordt geuitworden geuitworden geuitworden geuit
verleden (o.v.t.)werd geuitwerd geuitwerd geuitwerdt geuitwerd geuitwerden geuitwerden geuitwerden geuit
toekomend (o.t.t.t.)zal geuit wordenzult geuit wordenzult geuit wordenzult geuit wordenzal geuit wordenzullen geuit wordenzullen geuit wordenzullen geuit worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)zou geuit wordenzou geuit wordenzou/zoudt geuit wordenzoudt geuit wordenzou geuit wordenzouden geuit wordenzouden geuit wordenzouden geuit worden
voltooideerstetweedederdeeerstetweedederde
ikjij, jeugijhij, zij, hetwijjulliezij
tegenwoordig (v.t.t.)ben geuitbent geuitbent/is geuitzijt geuitis geuitzijn geuitzijn geuitzijn geuit
verleden (v.v.t.)was geuitwas geuitwas geuitwaart geuitwas geuitwaren geuitwaren geuitwaren geuit
toekomend (v.t.t.t.)zal geuit zijnzult geuit zijnzult geuit zijnzult geuit zijnzal geuit zijnzullen geuit zijnzullen geuit zijnzullen geuit zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)zou geuit zijnzou geuit zijnzou/zoudt geuit zijnzoudt geuit zijnzou geuit zijnzouden geuit zijnzouden geuit zijnzouden geuit zijn
vervoeging van het Nederlandse werkwoord zich uiten
tegenwoordige tijd verleden tijd toekomende tijd
enkelvoudmeervoudenkelvoud meervoudenkelvoudmeervoud
1ikuit me wij, weuiten ons ikuitte me wij, weuitten ons ikzal me uiten wij, wezullen ons uiten
2jij, jeuit je jullieuiten je jij, jeuitte je jullieuitten je jij, jezal, zult je uiten julliezullen je uiten
u uit zich/u uuit zich/u uuitte zich/u uuitte zich/u u zult zich/u uiten uzult zich/u uiten
gij, geuit u gij, ge,
gijlieden
uit u gij, geuitte u gij, ge,
gijlieden
uitte u gij, gezult u uiten gij, ge
gijlieden
zult u uiten
3hij, zij, hetuit zich zij, zeuiten zich hij, zij, hetuitte zich zij, zeuitten zich hij, zij, hetzal zich uiten zij, zezullen zich uiten
onvoltooid deelwoordvoltooide tijdgebiedende wijsaanvoegende wijs
zich uitendzich geuit hebbenuit u/je , uit jeuite zich
Overgenomen van "https://nl.wiktionary.org/w/index.php?title=uiten/vervoeging&oldid=3543521"
Laatst bewerkt op 9 jul 2017, om 01:02

Talen

      Deze pagina is niet beschikbaar in andere talen.

      WikiWoordenboek
      • Wikimedia Foundation
      • Powered by MediaWiki
      • Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 9 jul 2017 om 01:02.
      • De inhoud is, tenzij anders aangegeven, beschikbaar onder CC BY-SA 4.0
      • Privacybeleid
      • Over WikiWoordenboek
      • Voorbehoud
      • Gedragscode
      • Ontwikkelaars
      • Statistieken
      • Cookieverklaring
      • Gebruiksvoorwaarden
      • Desktopweergave