tweehonderdvierentachtig

       
0 2 8 4
tweehonderdvierentachtig,
op een abacus
  • twee·hon·derd·vier·en·tach·tig

tweehonderdvierentachtig

  1. "284", het getal tussen tweehonderddrieëntachtig en tweehonderdvijfentachtig, tweehonderd plus vierentachtig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen tweehonderdvierentachtig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer tweehonderdvierentachtig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "tweehonderdvierentachtig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord tweehonderdvierentachtig tweehonderdvierentachtigs
verkleinwoord tweehonderdvierentachtigje tweehonderdvierentachtigjes

de tweehonderdvierentachtigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 284 is aangeduid
    • Als jij tweehonderdvierentachtig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de tweehonderdvierentachtigmv

  1. groep van 284 eenheden
    • Die tweehonderdvierentachtig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.