tweehonderdeenentwintig
Nederlands
0 | 2 | 2 | 1 |
tweehonderdeenentwintig,
op een abacus
op een abacus
Uitspraak
- Geluid: tweehonderdeenentwintig (hulp, bestand)
- IPA: / ˌtwehɔndərtˈenənˌtwɪntəx / (7 lettergrepen)
Woordafbreking
- twee·hon·derd·een·en·twin·tig
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van tweehonderd ht en eenentwintig ht
Hoofdtelwoord
tweehonderdeenentwintig
- "221", het getal tussen tweehonderdtwintig en tweehonderdtweeëntwintig, tweehonderd plus eenentwintig
- om een hoeveelheid aan te geven
- De totale kosten bedragen tweehonderdeenentwintig euro en zevenendertig cent.
- om een plaats in een volgorde aan te geven
- We logeerden vlakbij het strand in kamer tweehonderdeenentwintig van het grootste hotel.
- om een hoeveelheid aan te geven
Schrijfwijzen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
rangtelwoord
hooftelwoorden samengesteld met "tweehonderdeenentwintig" ht als linkerdeel
Vertalingen
1. het getal 221
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tweehonderdeenentwintig | tweehonderdeenentwintigs |
verkleinwoord | tweehonderdeenentwintigje | tweehonderdeenentwintigjes |
Zelfstandig naamwoord
- dat wat in een (rang)ordening met 221 is aangeduid
- Als jij tweehonderdeenentwintig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner.
tweehonderdeenentwintig mv
- groep van 221 eenheden
- Die tweehonderdeenentwintig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.
Gangbaarheid
- Het woord 'tweehonderdeenentwintig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.