• tvr·ze·ní
  • Afgeleid van het werkwoord tvrdit met het achtervoegsel -ení

tvrzení o

  1. bewering; het beweren
    «Jeho tvrzení, že svého otce nikdy nepoznal, bylo pro všechny překvapením.»
    Zijn bewering, dat hij zijn vader niet gekend heeft, was voor allen een verrassing.
  2. het harden, het uitharden
    «Během tvrzenílaku automobilu se karosérie nesmí mýt.»
    Tijdens het uitharden van de lak van de auto mag de carrosserie niet gewassen worden.
  3. (wiskunde) stelling, theorema, propositie, these
  1. prohlášení o, výrok monbezield
  2. tvrdnutí o, tuhnutí o
  3. matematická věta v