uitharden
- uit·har·den
- samenstelling van uit bw en harden ww
uitharden [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitharden |
hardde uit |
uitgehard |
zwak -d | volledig |
- hard worden van iets dat eerst vloeibaar of half vloeibaar was
- De noodweg is eerder klaar dan gepland. Dat komt doordat speciale, sneldrogende betonmortel is gebruikt die door de relatief hoge temperatuur extra snel kon uitharden.[2]
- Synthetisch materiaal kun je smelten en de printer maakt er een bepaalde vorm van die uithardt. Maar als je dat doet bij zacht weefsel, dan verbrand je de levende cellen”, aldus onderzoeker Joost Sluijter[3]
- Het woord uitharden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitharden" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf 30 dec. 2016
- ↑ de Telegraaf JESSICA BODE 07 aug. 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be