• pro·po·si·tie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voorstel’ voor het eerst aangetroffen in 1488 [1]
  • van het Franse proposition voorstel [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord propositie proposities
verkleinwoord - -

de propositiev

  1. voorstel
  2. (wiskunde) formulering van het te bewijzen theorema of de te verdedigen stelling
  3. (wiskunde) een bewering die op logische wijze kan worden behandeld en die 'waar' of 'niet-waar' kan zijn
    • 'Jan heeft rood haar' is een voorbeeld van een propositie die 'waar' of 'niet waar' kan zijn  [3]
  4. (verouderd) proefpreek van een student in de theologie
91 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]