beweren
- be·we·ren
- In de betekenis van ‘zeggen’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
- Oorspronkelijk twee verschillende Middelnederlandse werkwoorden die zijn samengevallen. Het ene werkwoord is bewaren, "bewijzen". Het andere is afgeleid van weren met het voorvoegsel be- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beweren |
beweerde |
beweerd |
zwak -d | volledig |
beweren [3]
- overgankelijk iets met stelligheid verklaren waarvan het voor anderen niet duidelijk is of het waar is
- Wil je dat nu echt beweren?
- ▸ Ik had met lopen een nieuw doel in mijn leven gevonden. De lange afzondering in de natuur vormde een mooie aanvulling op mijn drukke leven in Nederland en ik kwam vol energie thuis. Het ritme van het lopen met soms wel 70.000 stappen per dag vormde een innerlijke kadans, waarvan sommige wetenschappers beweren dat er op deze manier een inventieve samenwerking ontstaat tussen de twee helften van je brein.[4]
- ▸ Terwijl Jeroen onverstoorbaar doorronkte begreep ze wat haar zus met een omweg had beweerd.[5]
1. iets met stelligheid verklaren waarvan het voor anderen niet duidelijk is of het waar is
- Het woord beweren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beweren" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "beweren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ beweren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be