afirmar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afirmar |
afirmaba |
afirmado |
volledig |
afirmar
- a·fir·mar
- overgankelijk
- beamen, bevestigen
- beweren, verzekeren
- verstevigen, stevig vastmaken
- [1] corroborar, confirmar
- [2] asegurar
- [3] afianzar