• be·weerd
  • vervoeging van beweren: de stam met de uitgang -d, zonder ge- vanwege voorvoegsel

beweerd

  1. in genoemde wijze
vervoeging van: beweren…
verbogen vorm: beweerde

beweerd

  1. voltooid deelwoord van beweren
    • Dat werd wel beweerd, maar later bleek het niet waar te zijn. 
     Terwijl Jeroen onverstoorbaar doorronkte begreep ze wat haar zus met een omweg had beweerd.[1]
97 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]