• voor·ge·wend
vervoeging van: voorwenden…
verbogen vorm: voorgewende

voorgewend

  1. voltooid deelwoord van voorwenden
stellend
onverbogen voorgewend
verbogen voorgewende
partitief voorgewends

voorgewend [1]

  1. gedaan alsof
    • Onder andere het maandblad Onze Taal heeft zich afgevraagd of er geen goed Nederlands alternatief voor Schwalbe kon worden gevonden, de Duitse benaming voor een voorgewende struikeling in het strafschopgebied, waar, de naam zegt het al, een tackle wordt bestraft met een strafschop. [2] 
    • Haar voorgewende hulpvaardigheid maakte deze dolksteek in de rug des te pijnlijker. [3]