Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schijn·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen schijnbaar schijnbaarder schijnbaarst
verbogen schijnbare schijnbaardere schijnbaarste
partitief schijnbaars schijnbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

schijnbaar

  1. zo als iets lijkt te zijn maar in de werkelijkheid niet is
    • Het schijnbaar verdwijnen van de zon tijdens een verduistering betekent niet dat de maan even groot is. 
     Hoewel ik er vaak was geweest en de klinkende namen van Titiaan en Tintoretto achteloos door soiréetjes had laten rollen, en hoewel ik geroutineerd in mijn krant bleef lezen terwijl de vuurrode hogesnelheidstrein mij over de landverbinding van Mestre naar de oude stad bracht en veelbetekenend begon af te remmen, en hoewel ik mij had voorgenomen om mijn entree in de stad met een praktische instelling te benaderen en enige eventuele beroering van het gemoed uit te stellen totdat ik goed en wel was geïnstalleerd, moest ik even naar adem happen toen ik het station uit liep en het breekbare, pastelkleurige cliché van de stad aan het groene water zich onbekommerd en schijnbaar onschuldig voor mij ontvouwde.[1]
     Ja, dat was precies wat zijn en Louises probleem was. Schijnbaar onoplosbaar.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers  , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 21
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be