• a·pa·ren·te
  enkelvoud meervoud
mannelijk aparente aparentes
vrouwelijk aparente aparentes

aparente

  1. schijnbaar
vervoeging van
aparentar

aparente

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van aparentar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van aparentar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van aparentar