• ap·pa·rent
  • Uit het Frans, zie aldaar; in het Nederlands bekend sinds 1523. [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen apparent apparenter apparentst
verbogen apparente apparentere apparentste
partitief apparents apparenters -

apparent [2]

  1. de aanstaande echtgenoot of echtgenote (iemand die blijkbaar de man of vrouw van iemand gaat worden)
  2. heel waarschijnlijk of duidelijk
39 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[3]


  • Uit het Frans, zie aldaar
stellend vergrotend overtreffend
apparent more apparent most apparent

apparent

  1. apparent [2], overduidelijk
  2. onmiskenbaar, onweerlegbaar


  enkelvoud meervoud
  mannelijk   apparent apparents
  vrouwelijk   apparente apparentes

apparent

  1. apparent [2], overduidelijk