beweren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van beweren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | beweren | te beweren | ||||||||
toekomend | zullen beweren | te zullen beweren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben beweerd | te hebben beweerd | ||||||||
toekomend | beweerd zullen hebben | beweerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bewerend | beweerd | ev. beweer |
mv. verouderd beweert |
bewere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | beweer | beweert | beweert | beweert | beweert | beweren | beweren | beweren | |||
verleden (o.v.t.) | beweerde | beweerde | beweerde | beweerde | beweerde | beweerden | beweerden | beweerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal beweren | zult/zal beweren | zult/zal beweren | zult beweren | zal beweren | zullen beweren | zullen beweren | zullen beweren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou beweren | zou beweren | zou(dt) beweren | zoudt beweren | zou beweren | zouden beweren | zouden beweren | zouden beweren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb beweerd | hebt beweerd | hebt/heeft beweerd | hebt beweerd | heeft beweerd | hebben beweerd | hebben beweerd | hebben beweerd | |||
verleden (v.v.t.) | had beweerd | had beweerd | had beweerd | hadt beweerd | had beweerd | hadden beweerd | hadden beweerd | hadden beweerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal beweerd hebben | zal/zult beweerd hebben | zult/zal beweerd hebben | zult beweerd hebben | zal beweerd hebben | zullen beweerd hebben | zullen beweerd hebben | zullen beweerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou beweerd hebben | zou beweerd hebben | zou/zoudt beweerd hebben | zoudt beweerd hebben | zou beweerd hebben | zouden beweerd hebben | zouden beweerd hebben | zouden beweerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm beweerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt beweerd | er is beweerd | |||||||||
verleden | er werd beweerd | er was beweerd | |||||||||
toekomend | er zal beweerd worden | er zal beweerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou beweerd worden | er zou beweerd zijn | |||||||||
lijdende vorm beweerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | beweerd worden | beweerd te worden | ||||||||
toekomend | beweerd zullen worden | beweerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | beweerd zijn | beweerd te zijn | ||||||||
toekomend | beweerd zullen zijn | beweerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word beweerd | wordt beweerd | wordt beweerd | wordt beweerd | wordt beweerd | worden beweerd | worden beweerd | worden beweerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd beweerd | werd beweerd | werd beweerd | werdt beweerd | werd beweerd | werden beweerd | werden beweerd | werden beweerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal beweerd worden | zult beweerd worden | zult beweerd worden | zult beweerd worden | zal beweerd worden | zullen beweerd worden | zullen beweerd worden | zullen beweerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou beweerd worden | zou beweerd worden | zou/zoudt beweerd worden | zoudt beweerd worden | zou beweerd worden | zouden beweerd worden | zouden beweerd worden | zouden beweerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben beweerd | bent beweerd | bent/is beweerd | zijt beweerd | is beweerd | zijn beweerd | zijn beweerd | zijn beweerd | |||
verleden (v.v.t.) | was beweerd | was beweerd | was beweerd | waart beweerd | was beweerd | waren beweerd | waren beweerd | waren beweerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal beweerd zijn | zult beweerd zijn | zult beweerd zijn | zult beweerd zijn | zal beweerd zijn | zullen beweerd zijn | zullen beweerd zijn | zullen beweerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou beweerd zijn | zou beweerd zijn | zou/zoudt beweerd zijn | zoudt beweerd zijn | zou beweerd zijn | zouden beweerd zijn | zouden beweerd zijn | zouden beweerd zijn |