• tip·sy
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘aangeschoten’ voor het eerst aangetroffen in 1840 [1]
  • uit het Engels [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen tipsy tipsyer tipsyst
verbogen tipsyste
partitief tipsy's tipsyers -

tipsy [3]

  1. van een persoon dat deze teveel alcohol heeft gedronken
    • Eerste hoogtepunt op het vanmiddag begonnen North Sea Jazz: de flamboyante verschijning van de diva der diva's, Grace Jones (69). Ze oogde, geen verrassing , enigszins tipsy.[4] 
    • Tegen noentijd liquid lunch op het strand. Daarna op de Engelse vrouwtjes jagen want die zijn dan al lekker tipsy en roze als biggetjes.[5] 
85 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[6]