• half·dron·ken
stellend
onverbogen halfdronken
verbogen
partitief halfdronkens

halfdronken [1]

  1. behoorlijk beneveld door de alcohol
     ... haar woorden klonken als halfdronken zeemannen die zich vastklampten aan de wrakstukken en in paniek probeerden heelhuids aan land te komen.[2]
     Er zijn geen getuigen van het incident, dat rond 10.00 uur gebeurde. Ook is er geen sporenonderzoek of buurtonderzoek op het bungalowpark geweest. Beide meisjes hebben wel een verklaring afgelegd. Beelden van het verhoor door de rechtbank (in bezit van de NOS) tonen twee halfdronken Britse meisjes. Alleen het meisje van 12 is in staat om te spreken en beschuldigt Charly rechtstreeks. De moeder van de 12-jarige houdt voortdurend de hand van haar dochter vast.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  3.   Weblink bron “OM in Spanje eist vier jaar cel tegen Nederlander (17) in omstreden zedenzaak” (21-01-2019), NOS