• tem·pe·ra·ment
  • Leenwoord uit het Frans of Latijn, in de betekenis van ‘gemoedsaard’ voor het eerst aangetroffen in 1634 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord temperament temperamenten
verkleinwoord - -

het temperamento

  1. een aantal persoonlijkheidskenmerken die tot de aanleg van een individu behoren
  2. vurigheid
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]


  • IPA: /tɛ̃mpɛˈrãmɛ̃nt/

temperament m

  1. temperament


temperament m

  1. temperament


  • IPA: /tɛmpɛramɛnt/
  • tem·pe·ra·ment

temperament monbezield

  1. temperament