vurigheid
- vu·rig·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vurigheid | vurigheden |
verkleinwoord |
de vurigheid v
- heftigheid van gemoedstoestanden, hartstochten en driften
- Met grote vurigheid verdedigde de politicus de standpunten van zijn partij.
- De jongeman verklaarde met grote vurigheid zijn liefde aan het meisje van zijn dromen.
- driftigheid, felheid, hartstocht, hartstochtelijkheid, overgave, passie, temperament, warmte, geestdrift
- Het woord vurigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vurigheid" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be