vurig
- vu·rig
- afgeleid van vuur met het achtervoegsel -ig [1], geschreven met één u volgens spellingregel 2.A
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | vurig | vuriger | vurigst |
verbogen | vurige | vurigere | vurigste |
partitief | vurigs | vurigers | - |
vurig
- met brandende hartstocht
- Zijn vurigste verlangen ging daarmee in vervulling.
1.
- Het woord vurig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vurig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ vurig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be