invurig
- in·vu·rig
- intensiverende afleiding van vurig (bijvoeglijk naamwoord) met in- (versterkend voorvoegsel)
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | invurig | - | - |
verbogen | invurige | - | - |
invurig
- zeer verhit
- En wanneer wij onze minnende kracht verlangend naar de goedheid Gods verheffen, dan wordt de geest invurig. [1]
Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en invurig.
- Het woord 'invurig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.