• talg
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘huidsmeer’ voor het eerst aangetroffen in 1922 [1]
  • erfwoord Dit is een nevenvorm van talk. De verdere etymologie (buiten het Westgermaans) is niet bekend.
enkelvoud meervoud
naamwoord talg -
verkleinwoord - -

de talgm

  1. (fysiologie) huidvet, een vetachtige substantie die geproduceerd wordt door talgklieren die zich vrijwel overal in de lederhuid bevinden waar ook beharing is
    • Talg beschermt de huid en het haar tegen uitdroging en infecties. 
  2. (zoötomie) het harde vet van sommige herkauwers, voornamelijk van schapen en runderen
    • Vroeger gebruikte men talg onder meer als grondstof voor kaarsen. 
95 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[2]