talg
- talg
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘huidsmeer’ voor het eerst aangetroffen in 1922 [1]
- erfwoord Dit is een nevenvorm van talk. De verdere etymologie (buiten het Westgermaans) is niet bekend.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | talg | - |
verkleinwoord | - | - |
de talg m
- (fysiologie) huidvet, een vetachtige substantie die geproduceerd wordt door talgklieren die zich vrijwel overal in de lederhuid bevinden waar ook beharing is
- Talg beschermt de huid en het haar tegen uitdroging en infecties.
- (zoötomie) het harde vet van sommige herkauwers, voornamelijk van schapen en runderen
- Vroeger gebruikte men talg onder meer als grondstof voor kaarsen.
- [1] talgklier
1. huidvet, een vetachtige substantie die geproduceerd wordt door talgklieren
2. het harde vet van sommige herkauwers
- Het woord talg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "talg" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "talg" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be